NRC Handelsblad


Omkeerbare woorden

Maandag ging het in deze rubriek over tweeledige samenstellingen waarvan je de kop en de staart kunt omwisselen zonder dat de betekenis verandert. Hieronder een selectie uit de reacties.


Ewoud Sanders

In het artikel over omkeerbare tweeledige samenstellingen van afgelopen maandag noemde ik een artikel uit 1995 van de Amsterdamse taalkundige Jan Stroop. Daarin schrijft Stroop onder meer: ,,De composita waar het mij om gaat, verschijnen in het Nederlands in ruime zin. Dat wil zeggen dat de twee vormen, de oorspronkelijke en die waarbij de twee delen zijn omgewisseld, zelden beide in eenzelfde variëteit van het Nederlands voorkomen, zeg de Standaardtaal, maar wel binnen het Nederlandse taalgebied.’’

Maar vrijwel alle voorbeelden die ik noemde, komen wel degelijk binnen dezelfde variëteit van het Nederlands voor, namelijk de Standaardtaal. Klopt de observatie van Stroop dus wel?

Ik heb Jan Stroop die vraag voorgelegd en hij antwoordde: ,,Ik was indertijd nog volop dialectoloog/taalgeograaf en ging dus vooral uit van wat ik op de kaarten van de Taalatlas gezien had. Ik constateerde dat de voorbeelden daar juist opvallen door geografische separatie om 't zo maar eens te noemen. Vorm AB in gebied 1 en vorm BA in gebied 2. Daar denk ik dus nog eender over, want dat zijn de feiten. Maar jij heb gemerkt dat er ook gevallen zijn die juist in hetzelfde taalregister, te weten de Standaardtaal, voorkomen. Dat is dus een andere categorie en die is minstens zo interessant als mijn categorieën. Dialecten zijn in de regel uniform. De standaardtaal niet doordat die van alle kanten invloeden (o.a. woordvormen) ondergaat en dus geschakeerder wordt.’’

Het complete stuk van Stroop is hier te vinden.

Handkus/ kushand Waren alle voorbeelden die ik noemde inderdaad volledig synoniem? Dat is soms moeilijk uit te maken, want dit ligt niet voor iedereen hetzelfde. Om die reden was ik grotendeels uitgegaan van de woordenboeken. Zo had ik over het paar kushand/ handkus geschreven: ,,Ook handkus en kushand zijn volledig synoniem, hoewel handkus nog een andere betekenis heeft.’’ In de oorspronkelijke versie van het stuk eindigde deze zin aldus: ,,hoewel handkus nog een andere betekenis heeft, namelijk 'kus even boven of op de hand, met name als teken van eerbiedige hulde'’’, maar de ruimte in de krant is beperkt, dus dit moest geschrapt.

Deze schrapping zorgde voor enige verwarring. Zo schreef Toos de Jong uit Rotterdam: ,,Toen ik het las dacht ik al: dat klopt toch niet? Maar je gaat aan jezelf twijfelen als een taaldeskundige handkus en kushand als volledig synoniem beschrijft. Gelukkig gaf de Van Dale me gelijk: de handkus is wel degelijk de kus op of even boven de hand, als teken van eerbiedige hulde en de kushand (meestal het kushandje) de kus op de eigen hand die men met een beweging a.h.w. de ander toewerpt.’’

En Julie Feldbrugge uit Zeist mailde: ,,Wat is Woordhoek toch een boeiende rubriek! Want waar lees je nu over handkus en kushand? In mijn beleven zijn die absoluut niet identiek! Bij een handkus geeft een meneer mij de hand. Mocht dat nodig zijn, dan draait hij mijn hand een klein beetje bij, tot mijn handrug ‘boven’ ligt. Hij kan daar gemakkelijk overheen buigen om er een kus op te drukken. Bij een kushand kus ik (ikzelf dus!) de binnenkant van mijn vingertoppen. Met die hand zwaai ik daarna ten afscheid naar mijn geliefde (man - vrouw - kind - kleinkind), die al te ver weg is om hem/haar nog te kussen.’’

Ook Georges d'Aulnis schreef over de handkus. ,,Voor de generaties die de handkus nog met romantisch plezier bezigen, om hun liefde voor de schonere sekse te onderlijnen, kan het kushandje niet meer dan een leuke groet op afstand, maar ook een heimelijk, intiem gebaartje tussen elkaar in stilte aanbiddenden. Daarbij wordt de kus op de binnenzijde van de eigen hand gedrukt om er vervolgens afgeblazen te worden in de richting van de beoogde ontvanger. Springt er dan juist iemand anders tussenin, dan mag het over, want de ontvanger kan de ontvangst nauwelijks verhinderen of weigeren en wil dat meestal ook niet. Deze kushand wordt veelal gebezigd van ouders naar hun kinderen. Soms ook tussen geliefden. De handkus, daarentegen, is een fysieke kus, die op de eigen duim wordt gedrukt van de mannenhand, die de vrouwenhand vasthoudt. Als het goed wordt gedaan mogen de mannenlippen de vrouwenhand niet beroeren. Dit om ongewenste aanraking of nog voortijdige intimiteit te voorkomen, maar wordt ook wel toegeschreven aan hygiënische overwegingen. De handkus is tussen blijvend elkaar respecterende partijen de enige kusvorm, of indien intiemere relaties kunnen ontstaan, de eerste kusvorm tussen potentiële geliefden. Ik ben een liefhebber van beide kusvormen, maar vrees uitsterven van mijn soort. Mijns inziens is er dus wel degelijk verschil tussen deze beide tweeledige samenstellingen.’’

Voor de duidelijkheid: we hebben allemaal gelijk. De Grote Van Dale geeft als EERSTE betekenis bij handkus ‘kus even boven of op de hand (m.n. als teken van eerbiedige hulde). En als TWEEDE betekenis ‘kushand’. Dus volgens dit woordenboek zijn handkus en kushand OOK synoniemen.

Rozetvenster/ vensterrozet En kwamen meer aanvullingen en correcties binnen. Zo schreef Hugo Bakhuizen, makelaar van beroep: ,,U haalt de samenstellingen rozetraam en raamrozet aan. Ik ben van mening dat een rozetraam een raam is in de vorm van een bloemblad (gebruikt in monumentale panden) en dat een raamrozet een sluiting is van metaal met een zelfde soort vorm. Deze sluitingen zijn ook wel toegepast in dergelijke panden.’’

Ook Lambert Wierenga uit Groningen schreef over ‘rozetvenster’ en ‘vensterrozet’. ,,Volgens mij zijn die semantisch niet identiek. Het eerste geeft een kwalificatie van een venster dat een rozetvorm heeft of een rozet bevat; het tweede is de aanduiding van een rozet dat in een venster is gevat of als zodanig functioneert.’’

Wierenga vulde aan: ,,’IJzerdraad’ en ‘draadijzer’ zijn semantisch evenmin identiek. Het eerste duidt op een stuk ‘tot draad getrokken ijzer’. Vroeger b.v. voor een waslijn gebruikt b.v. Het tweede levert, als ik ernaar vraag bij een ijzerwarenhandel, een stuk staal op dat van begin tot eind schroefdraad bevat. Dat kun je per willekeurige afstand bestellen; het dient als verbindingsmateriaal dat gefixeerd wordt door middel van bouten aan de beide einden van het stuk draadijzer.’’

Kor van Hulten, arts en publicist, mailde dat tweeledige samenstellingen hem vaak verbaasden. Als ‘verre van synoniem’ noemde hij onder meer: bedrust en rustbed; drukpers en persdruk en babypoep en poepbaby.

Tweekleurennamen Over de tweekleurennamen schreef Ruud Abma: ,,Het onderscheid tussen grijsblauw en blauwgrijs vormde een dodelijk onderdeel in de sketch van Henk Elsink uit de jaren zestig, over ene Bakema die een tijdbom moest demonteren ('pas op dat je die 2 draden niet verwisselt ..... Bakema? Bakema?!'). Een ander voorbeeld van een omkering die ik nooit heb kunnen plaatsen is knarsetanden(d) versus tandenknarsen(d). Het eerste kan natuurlijk niet correct zijn (tanden is geen werkwoord - hoewel? watertanden?), maar ik hoor (en zeg) het toch met enige regelmaat.’’

Ook diverse andere inzenders noemden het duo knarsetanden-tandenknarsen. En inderdaad, beide vormen komen in de Grote Van Dale voor. Bij tandenknarsen staat daar: ,,de tanden hoorbaar over elkaar schuren, als teken van woede, wrevel, spanning’’; en bij knarsetanden staat: ,,knarsen met de tanden van spijt of pijn enz. (meestal figuurlijk)’’.

Over het (niet door mij genoemde) duo flattoren/torenflat schreef B. Stam uit Amsterdam: ,,Mijns inziens is alleen het eerste een correct woord (een toren bestaande uit een stapeling van flatwoningen) en het tweede een contradictio in terminis (een flat, iets plats, een eenverdieping woning en toch een toren?) In het spraakgebruik wonen veel mensen in een torenflat en spreken ze omgekeerd over een flat als ze het gebouw, de toren bedoelen.’’

Dropveter / veterdrop Ook op het paar dropveter / veterdrop kwamen enkele reacties binnen. Bessel Dekker uit Hoofddorp schreef: ,, Op het gevaar af voor een albeschik te zullen doorgaan, zou ik willen tegenspreken dat dropveter en veterdrop behoren tot de gevreesde categorie woorden "waarvan je de kop en de staart kunt omwisselen zonder dat de betekenis verandert". U geeft zelf bij dropveter het meervoud al aan, terwijl ik dat bij veterdrop onmogelijk acht. Het eerste woord lijkt me een voorwerpsnaam, het tweede een stofnaam. Maar u hebt gelijk dat wie vol hoop uitziet naar de ene, even hoopvol zal wachten op het andere.’’

Jeroen van Leeuwen voegde hieraan toe: ,, Naar mijn gevoel zijn ‘dropveter’ en ‘veterdrop’ geen echte synoniemen. Voor mij zijn deze woorden in de zin "Een dropveter is gemaakt van veterdrop" niet uitwisselbaar.’’

Het stukje deed Gerrit Stemerdink aan een interessant taalspel denken: ,,Zoveel mogelijk betekenissen van hetzelfde woord met elkaar contrasteren: Als de zon doorbreekt, breekt de bewolking, maar dat is dan géén wolkbreuk. Mijn persoonlijke record-zin heb ik jarenlang gebruikt op congressen waar computerprogramma's voor automatische taalanalyse werden gedemonstreerd: In voorkomende gevallen kan ik, dankzij mijn voorkomend voorkomen, voorkomen dat mijn zaak moet voorkomen. Later met het vreemde-taalonderwijs hebben we daar veel plezier van gehad. Door bijv. bij het Duits te wijzen op een Seil dat geen zeil was maar een touw, en een Segel dat wél een zeil was maar geen zegel etc. bleef dit soort woordjes veel beter hangen. Ook hebben we een tijdlang zelfstandige naamwoorden aan gelijke werkwoorden gekoppeld: de vliegen vliegen, de vissen vissen, de ijsberen ijsberen, de katten katten etc. Twijfelachtig werd: de paarden paarden, het moest wél een tegenwoordige tijd blijven.’’

Autobom/ bomauto In de media zie je dat autobom en bomauto door elkaar heen worden gebruikt – duizenden keren zelfs. Maar volgens Jakob Wiener deugt dit niet. ,,U schrijft dat je bij dit soort woorden 'de kop en de staart kunt omwisselen zonder dat de betekenis verandert.' Volgens mij is dit niet geheel juist. Zoals u al stelt, bepaalt het rechterlid (in het Nederlands) de hoofdzaak: Een autobom is een bom en geen auto, terwijl een bomauto juist wel een auto is en geen bom. Verder hangt het van de context af, waarbij een rol speelt dat de klemtoon juist op het linkerlid valt. Een - verzonnen - voorbeeld met hetzelfde tweetal: 'Voor een schoenbom zullen ze een andere springstof gebruiken dan voor een autobom' Voor mij klinkt dit in elk geval logischer dan 'voor een bomschoen zullen ze...dan voor een bomauto.' Of je moet in dit geval de klemtoon in beide woorden verleggen. Hetgeen, althans in gesproken Nederlands, inderdaad geen probleem vormt. Het gaat wel om subtiele verschillen - zoiets als die tussen eeneiige tweelingen.’’

De al eerder aangehaalde Lambert Wierenga schreef over deze kwestie. ,,Bij 'autobom' en 'bomauto' wringt volgens mij een zelfstandige betekenis van het préfix -auto, zoals in 'automobiel' en 'automaat' waar -auto verwijst naar 'zelfstandig'. In 'autobom' kan die incorrecte associatie een rol spelen: alsof het een 'bom' is die 'vanzelf' afgaat. Wat nu juist niét het geval is! In 'bomauto' is de betekenis duidelijker van een 'auto(mobiel)' die tot 'bom' wordt omgebouwd. Daarom verkies ik zelf dit woord. In het Frans is geen verwarring mogelijk: daar wordt de eenduidige combinatie gebruikt: 'voiture piégée' (= tot bom gemaakte auto).’’

Schoenbom/ bomschoen Over het woordpaar schoenbom/ bomschoen schreef Jeroen Wiedenhof uit Leiden: ,,U schrijft "In de praktijk voelen wij kennelijk geen duidelijk verschil tussen beide woorden". Toch blijft in mijn taalgevoel een schoenbom een soort bom en een bomschoen een soort schoen. Mogelijk speelt hier een verwarring tussen betekenis (het talig concept over het ding) en referent (het ding buiten de taal waarnaar de betekenis verwijst). In alledaagse paren zoals nestvogel tegenover vogelnest leidt de verwisseling van bepaling en kern tot verschillen in zowel betekenis als referent. Het aardige van het type schoenbom/ bomschoen is dat de betekenissen verschillen, terwijl deze wel naar dezelfde referent verwijzen.’’

Trudy Wassenaar uit Zotzenheim in Duitsland schreef: ,,Ben ik de enige die verschil proeft bij 'bomschoen' en 'schoenbom'? Mijn langdurige blootstelling aan het Duits heeft me misschien gevoeliger gemaakt voor de betekenis van samengestelde woorden, die in deze taal indrukwekkende lengtes kunnen bereiken.’’

Lourens Dinger uit Haarlem miste informatie bij het paar schouderschokken/ schokschouderen. ,,U zegt dat schokschouderen vaker voor komt dan schouderschokken. Dit verbaast mij niets daar ik hier in Noord-Holland schokken vaak als synoniem heb horen gebruiken voor seks. Dit levert een wel wat vreemde associatie op.’’

Klompschoen/ schoenklomp En over het duo klompschoen/ schoenklomp schreef Marieke von Lindern: ,,Er was 1 woordenpaar dat me niet uitwisselbaar leek: klompschoen en schoenklomp. Klompschoenen zijn gemaakt van (zwart) zacht leer. Je trekt ze over je sokken aan en stapt dan in je klompen. Als je dan bij de buitendeur je klompen uittrekt, dan loop je niet meteen op sokken. Schoenklompen zijn de klompen zelf. Ik ben 45, kom uit de Krimpenerwaard en heb zelf ook klompschoentjes in m'n klompen gedragen, maar de klompenboer verkoopt er niet veel meer van. Uiteindelijk is het toch lekkerder om met je sokken in klompen te lopen en een paar sokken is niet zo kostbaar meer.’’

Tot slot nog een fragment uit de reactie van W.M. de Vries-Prins uit Zuid-Beijerland: ,,Een vroege ervaring: in 1972- 1974 werkte ik in een Amsterdams verpleeghuis met leerling ziekenverzorgenden die pas kort uit Indonesië hier werkten. Zij maakten steeds dezelfde 'vergissing': voor doktersassistent gebruikten zij assistentdokter. Niet hetzelfde. Ik legde dan uit dat het laatste woord het belangrijkste is. Dat gaat voor mij nog steeds op.’’


Reacties naar sanders@nrc.nl

25 februari 2005

© Op dit artikel berust auteursrecht


print